Jozef
Ga naar de site van de patroonheiligeGa naar site van het gebouw c.q. de parochie
Parochie/kerkgemeente: | Vincentiusparochies |
Dekenaat/kerkverband: | Horst |
Soort gebouw: | Parochiekerk |
Plaats: | Beringe |
Gemeente: | Peel en Maas |
Adres: | Kanaalstraat 90 |
Postcode: | 5986 AH |
Coördinaten: | x: 193933,501, y: 372246,774 |
Kadastrale gegevens: | Helden H 1377 |
Bouwpastoor/bouwpredikant: | Joseph Esser |
Architect(en): | |
Huidig gebruik: | R.K. Kerk |
Zuidzijde. Foto: juni 2009
Ruimtelijke context
De H. Jozefkerk ligt aan de doorgaande weg in de lintbebouwing van het dorp. Door de aanwezigheid van enige winkels, horeca en de lagere school, alsmede door de open ruimte voor de kerk wordt het centrum van het dorp bepaald. Aangezien buiten de kerk alleen aan het einde van de Noordervaart een markant hoog gebouw staat (een silo), vormt de kerk met de toren een landmark.
Type
De georiënteerde kruiskerk heeft een rechts van de middenas geplaatste klokkentoren, die tevens fungeert als hoofdingang, en een rechtgesloten koor. De kerk is opgetrokken in bakstenen en verglaasde stenen en is voorzien van ramen met keperbogen. De kerk heeft een axiaal bankenplan, dat is doorsneden door een middenpad.
Bouwgeschiedenis
Voorgangsters
In 1872 werd op de locatie van de huidige kerk een bedevaartkapel ter ere van O.L.V. van het H. Hart gebouwd, waar echter geen missen mochten worden gelezen. Voor alle parochiële activiteiten moesten de bewoners naar Panningen. Omdat de afstand wat groot werd gevonden, verzochten de inwoners van Beringe in 1916 om een eigen kerk, maar het benodigde geld kon niet worden opgebracht. Ook in 1922 werd het nodige geld niet bijeengebracht, maar ditmaal kon wel een lagere school worden gesticht. Pas in 1927 werden de benodigde fondsen verzameld en werd een bouwpastoor benoemd, J.F.S. Esser. Onder zijn leiding werd in 1928 de nieuwe kerk van architect J. Franssen gebouwd. Franssen ontwierp een kerk, die duidelijk afweek van wat bij hem gebruikelijk was, namelijk sterk gotiserende kerken, en liet zich in Beringe inspireren door de vormentaal van de Amsterdamse School. Op 15 november 1944 werd de toren opgeblazen, die op de rechterzijde van het schip viel.
Huidige kerk
De schade aan de kerk was groot, maar niet zo groot dat moest worden besloten tot sloop. Het parochiehuis werd als noodkerk ingericht. Pastoor Van Basten Batenburg ondernam actie en architect J. Franssen werd aangesteld, nu om de kerk te herstellen. In 1946 waren het priesterkoor, de transeptarmen en twee traveeën zover hersteld, dat deze weer in gebruik konden worden genomen. Als tijdelijke ingang werd een portaal tegen de tijdelijke westmuur geplaatst. Deze stond onder een lezenaarsdak, waarvan de zijmuren doorliepen tot de daklijst, bij wijze van steunberen. Tussen de steunberen werden twee ramen met een keperboog geplaatst Vervolgens werden plannen gemaakt voor de bouw van een nieuwe toren, een devotie- en doopkapel en diende de kerk met twee traveeën te worden vergroot. Franssen besloot om een aparte doopkapel te maken en af te zien van een devotiekapel, maar in plaats hiervan een ‘devotienis’ te maken onder de zangtribune in de narthex. In 1951 werd begonnen met de herbouw van de kerk. In 1952 werd ook de toren gebouwd. In 1953 werd de kerk in gebruik genomen.
Veranderingen
In 1970 ontstonden de eerste plannen om de kerk te wijzigen. In 1973 ontstonden plannen tot vergroting van de verhoogde vloer in het priesterkoor. De uitvoering geschiedde in 1978 door de eerste rijen banken te verwijderen en de vloer van het priesterkoor op dezelfde hoogte te verlengen. Het triomfkruis werd hierbij verwijderd. Tegelijkertijd werd de communiebank, die over de gehele breedte van het schip liep, weggehaald. Onderdelen van de bank werden gebruikt voor de constructie van het vieringaltaar. Op de vloer is de scheiding te zien van de oude en de nieuwe vloer, doordat de nieuwe vloer tegen de oude werd aangelegd. Omstreeks1982 werd door de kunstenaar Pierre Peeters de doopkapel tot Mariakapel ingericht. Hierbij werd mogelijk een houten vloer in de kapel gelegd. Bij de inventarisatie kon niet worden vastgesteld of in de voormalige doopkapel een verlaagde vloer aanwezig is.
Exterieur
Noordzijde. Foto: juni 2009
De kruiskerk staat onder een zadeldak van blauwe Angers-leien met overstekende bakgoten. De kerk heeft een toren aan de zuidzijde op de hoek met de westgevel. De muren zijn van geelgrijze ringovenklinkers in waalformaat in Vlaams verband en zijn platvol gevoegd. De vensters zijn voorzien van een keperboog. De kerk heeft vijf traveeën. De westgevel bestaat uit een topgevel met vlechtingen. De toegang tot de kerk bestaat uit een dubbele houten deur met een luifel in de vorm van een lezenaarsdak. Ter weerszijden hiervan staan twee kleine vensters. Boven de toegang staat een ruitvormig getraceerd roosvenster. De gevel is voorzien van aanzetstukken van Ettringer tufsteen De noordgevel en de zuidgevel bestaan uit een alternerend stelsel van een venster tussen gelede steunberen. De steunberen zijn voorzien van een lezenaarsdak. Aan de westzijde van de noordgevel staat een absidiool onder een kegeldak. Tegen de westzijde van de toren, in de zuidgevel, staat een uitbouw van één travee breedte, onder een lezenaarsdak, dat ingesnoerd doorloopt vanuit het kerkdak. In de uitbouw staan twee vensters. De transeptgevels zijn voorzien van een groot vijflicht in een keperboog. Hieronder staat een uitbouw onder een plat dak voor de biechtstoel. Ter weerszijden van de uitbouw staan ongelede steunberen, die doorlopen tot de geboorte van de vensterboog. Deze steunberen zijn aan de bovenzijde voorzien van een inzetstuk. De vierkante koorafsluiting staat tegen de oostzijde, onder een zadeldak. Het koortravee en de koorafsluiting zijn voorzien van gelede steunberen, die doorlopen op de hoeken vanuit de gevelmuur. In het koortravee staan aan de zuid- en noordzijde drie vensters, in de koorafsluiting staan daar twee vensters. De oostgevel van de koorafsluiting heeft een topgevel en heeft een drielichtvenster. De toren bestaat uit twee geledingen en staat onder een tentdak. De eerste geleding heeft een dubbele houten deur met een segmentboog onder een spitsboogvenster. De boog is voorzien van aanzetstukken van rode Kylburger zandsteen. In de geleding staan vensters, waardoor licht in de toren kan treden. De hierboven staande lantaarn heeft overhoekse ongelede steunberen en is voorzien van telkens drie galmgaten. De spits is bekroond met een bol en een weerhaan.
Interieur
Zicht op het priesterkoor
Zicht op de zangtribune
De kruiskerk heeft een trasraam van geglazuurde bakstenen, waarboven bruine baksteen. De muren zijn in Vlaams verband gemetseld en platvol gevoegd. Het schip en de transepten hebben houten spitsbogige spanten, die de traveeën scheiden. Tussen de spanten zijn in de dakstoel witte platen aangebracht met donker gekleurde kinderbalken. Op de vloer ligt een donkere natuursteen. De banken staan axiaal opgesteld. In de vensters staat kleurig glas-in-lood met geometrische motieven. Een dubbele houten deur geeft toegang geeft tot het torenportaal. Hierin staan aan de westzijde twee deuren, die toegang geven tot respectievelijk een berghok en de trap naar de zangtribune. Een dubbele houten deur geeft toegang tot de kerk, die uitkomt in de narthex onder de zangtribune. De narthex heeft een toegang aan de westzijde, met een spitsboog die direct buiten uitkomt. Aan de noordzijde staat een absidiool achter een rondboog. De narthex heeft een recht plafond. De narthex is van de kerk gescheiden door drie scheibogen, die toegang geven tot de zij- en middenpaden. Het schip bestaat uit vijf traveeën. Aan de westzijde staat de zangtribune op de narthex, met een houten hek als balustrade. In de westgevel staat een ruitvormig getraceerd venster. Naast de ingang tot de toren staat aan de zuidzijde de ingang tot de voormalige doopkapel. Deze is van de kerk gescheiden door een segmentboog met aanzetstukken en een ijzeren hekwerk, waarin vissen zijn verwerkt. De doopkapel heeft een houten vloer en een rondboog kruisgewelf. Aan de oostzijde en aan de zuidzijde staan telkens twee vensters naast elkaar. De transepten zijn voorzien van een zijaltaar op een verhoging. In de zijgevels van het transept staan de biechtstoelen. De biechtstoel bestaat uit drie rechte nissen, die worden afgescheiden van de kerk door een houten deur en een groen gordijn. De banken staan axiaal op het zijaltaar gericht. Centraal in de viering staat een rechthoekige verhoging in de vloer, met trappen ter hoogte van het middenpad en met weggesneden hoeken, waar eveneens trappen zijn aangebracht. Hierop staat het vieringaltaar. De vierkante koorafsluiting wordt van de kerk afgescheiden door een bakstenen triomfboog met een spitsboog. Op de vloer is de afscheiding te zien van het oude en het nieuwe gedeelte, doordat de bovenste trede van de oude trap is blijven liggen. Hierachter staat op een supedaneum het marmeren sacramentsaltaar. Boven het altaar staat een drielicht met keperboog.
(Bron: Dr A. Jacobs en Drs. A.A. Wiekart – Kerken na 1940. Inventarisatie en waardenstelling kerkelijke bouwkunst na 1940 –Roermond – Stichting Monumentenhuis Limburg, 2003).
Orgel
Aanvankelijk werd in deze kerk gebruik gemaakt van een harmonium; dit ging in 1944 verloren; voor de herstel-de kerk bouwde Verschueren Orgelbouw (Heythuyzen) in 1966 een tweemanuaals orgel.
Hoofdwerk Positief Pedaal
Prestant 8’ Holpijp 8’ Subbas 16’
Bourdon 8’ Fluit 4’ Octaafbas 8’
Octaaf 4’ Prestant 2’ Gedekt 8’
Mixtuur III-IV
Bron: G.M.I.Quaedvlieg – Orgeldocumentatie Limburg (Stadsbibliotheek Maastricht).
Glas-in-lood: Beschrijving en afbeeldingen
Altaar, natuursteen, 1978. Tombe-altaar met een marmeren spaarveld met een zwart kruis, aan weerszijden voorzien van groene lisenen. Vervaardigd uit onderdelen van de voormalige communiebank. Geen afbeelding beschikbaar.
Doopvont, hardsteen, 1953? Ronde cuppa, op een zich naar beneden verjongende octogonale stam, met een geprofileerde voet en geprofileerd kapiteel. De vont is gedekt met een bolwelvend koperen deksel. Op het priesterkoor. Geen afbeelding beschikbaar.
Gedenksteen, zandsteen, 1873. Tekst: DEZE KAPEL IS INGEZEGEND TER EERE VAN ONZE L. VROUW VAN HET HEILIG HART DOOR J.A. PAREDIS, BISSCHOP VAN ROERMOND DEN 16 JUNII 1873. Geen afbeelding beschikbaar.
Preekstoel, natuursteen, 1953. Polygonale kuip met centraal een zwart kruis op een wit veld. De preekstoel wordt betreden door een keperboog naast de triomfboog aan de noordzijde. Geen afbeelding beschikbaar.
Tabernakel, XXc. Het sacramentsaltaar bestaat uit een natuurstenen tombe met kaarsenbank. Centraal staat de koperen tabernakel, die aan de voorzijde is voorzien van een reliëf (een boom voorstellend?). Achter de tabernakel staat een natuurstenen spitsbogige plaat bij wijze van expositietroon. Geen afbeelding beschikbaar.