Fabianus en Sebastianus
Ga naar de site van de patroonheiligeGa naar site van het gebouw c.q. de parochie
Parochie/kerkgemeente: | Federatie Horst-Sevenum |
Dekenaat/kerkverband: | Horst |
Soort gebouw: | Parochiekerk |
Plaats: | Sevenum |
Gemeente: | Horst aan de Maas |
Adres: | Markt 1 |
Postcode: | 5975 BH |
Kadastrale gegevens: | Sevenum L172 |
Bouwpastoor/bouwpredikant: | W.A.R. Linssen |
Architect(en): | |
Kunstenaar(s): | |
Huidig gebruik: | R.K. Kerk |
Foto: Luc Jakobs, november 2006
Ruimtelijke context
De Fabianus en Sebastianuskerk is gelegen in de kern van Sevenum aan de een kruising van wegen die leiden naar Horst, Grubbenvorst en Maasbree. Ten zuiden van de kerk ligt een plein met winkels en het gemeentehuis. De bebouwing rond de kerk stamt deels uit de vroege 20ste eeuw, maar is deels ook van recente datum. Achter de kerk strekt zich het kerkhof uit. Achter het koor van de kerk, aan de Kerkstraat, ligt de 19de-eeuwse pastorie. De kerk markeert het centrum van het dorp. De kerk van Sevenum is een provinciaal monument en sedert 1999 een gemeentelijk monument.
Type
Georiënteerde, bakstenen kruisbasiliek met fronttoren en centraal bankenplan. Het interieur is overkluisd. Er zijn veel spitsboogconstructies toegepast.
Bouwgeschiedenis
Voorgangsters
De kerk van P. Cuypers, die in de oorlog totaal werd vernield
Opgravingen na de Tweede Wereldoorlog toonden aan dat ter plaatse een houten kerk had gestaan, die omstreeks 1200 gedateerd werd. De houten kerk werd omstreeks 1300 vervangen door een eenbeukig stenen gebouw met een ingesnoerd rechtgesloten koor. Tegen deze kerk verrees iets later een westtoren. In 1514 werd, volgens een inschrift in de latei boven de kerkdeur, de toren gebouwd. Omstreeks die tijd werden tevens twee zijbeuken aangebouwd. Pierre Cuypers bouwde in 1879 een driebeukige neogotische hallenkerk ter plaatse van de oude kerk, waarvan alleen de toren gespaard bleef. Op 22 november 1944 werd de gotische kerktoren opgeblazen. De kracht van de explosie was zo groot, dat de hele kerk vernield werd. De parochie vond tijdelijk onderdak in twee noodkerken: de patronaatszaal en de zolder van de meisjesschool. Later werd de toneelzaal als noodkerk in gebruik genomen. Deze werd in 1947 naar ontwerp van architect Keysers te Horst uitgebreid.
Huidige kerk
Op 19 februari 1949 vroeg pastoor A. Linssen toestemming aan het bisdom om architect Valk aan te stellen. Over het ontwerp zijn uitgebreide discussies gevoerd tussen bouwpastoor, architect en het bisdom. De kerktoren is geen kopie geworden van de verwoeste toren, maar sluit qua opbouw en detaillering daar wel nauw op aan. Beide torens waren ook even hoog, nl. 64 meter. De bouw werd gegund aan de firma De Bont uit Nieuw Kuijk. De eerste steenlegging vond op 20 januari 1954 plaats. Op 15 oktober 1955 werd de kerk in gebruik genomen.
Exterieur
Foto: Luc Jakobs, november 2006
De kerk is opgetrokken uit rode baksteen, die in wild verband is verwerkt en platvol gevoegd. De daken zijn belegd met verbeterd Hollandse pannen. De toren daarentegen heeft een dakbedekking uit leien. De westtoren heeft vier geledingen. Elke geleding wordt van de andere gescheiden door een bakstenen waterlijst. De onderste geleding staat op een natuurstenen plint, waarboven het trasraam begint. Vanaf de tweede geleding zijn op de hoeken natuurstenen blokken van diverse grootte verwerkt. Boven de klokkenverdieping staat de ingesnoerde gotische spits, die bekroond wordt door een kruis met weerhaan. Aan de voet van de spits zijn wijzerplaten aangebracht. De gedrukt spitsbogige hoofdingang van de kerk ligt midden in de torengevel. De dubbele, houten toegangsdeur geeft toegang tot de kerk. De ingang wordt geflankeerd door twee smalle raampjes. Aan weerszijden van de toren staan nog drie van zulke raampjes. Boven de ingang staat een hoog, met bakstenen maaswerk voorzien samengesteld spitsboogvenster, dat geflankeerd wordt door twee blinde nissen die met siermetselwerk zijn gedicht. Men onderscheidt zigzag, keper en staand verband. De derde geleding heeft aan elk der drie zijden drie blinde nissen die eveneens met soortgelijk siermetselwerk zijn gevuld. De vierde geleding heeft aan elke zijde drie met bakstenen maaswerk voorziene galmgaten. Tegen de zuidwand van de toren staat een polygonaal gesloten traptorentje, dat doorloopt tot aan de vierde geleding. Het voorfront van de kerk is symmetrisch. Links en rechts van de toren staan respectievelijk de doopkapel en de Mariakapel, die een identieke uitvoering hebben: kruisvormig met daarboven uitstekend een vierkante lichtbeuk met tentdak. De kapellen hebben vensters in deze lichtbeuken en drie grote samengestelde vensters. De Mariakapel is via een deur van buiten bereikbaar. De topgevels van het schip – en de andere delen van de kerk - hebben vlechtingen. Het schip is basilicaal en telt zes traveeën, die door steunberen en luchtbogen gescheiden zijn. De steunberen en luchtbogen zijn van baksteen en voorzien van ezelsruggen. Per travee is in de zijbeuken een driepasvenster aangebracht. De raampjes in de lichtbeuk zijn tweepasvensters. De zijbeuken hebben lessenaardaken. Het schip heeft een zadeldak, dat richting de zijbeuken een lichte knik vertoont. Op de overgang schip koor staat een dakruiter met daarin de angelusklok. De nok van de koorpartij is lager dan die het middenschip, terwijl de transeptarmen weer iets lager zijn dan het koor. De transeptarmen hebben eveneens zijbeuken, maar die zijn veel smaller dan die van het schip. De eindgevels hebben drie grote, samengestelde vensters. Het priesterkoor, dat voorafgegaan wordt door de viering, telt een travee met een 3/8-sluiting. Het koor wordt geflankeerd door twee zijkapellen die ook elk een polygonale sluiting hebben. Aan de zuidzijde van de kerk ter hoogte van het priesterkoor staan als semi-onafhankelijke gebouwtjes de sacristie en een parochiezaaltje.
Interieur
Zicht op het priesterkoor
Zicht op de zangtribune
De hoofdingang van de kerk ligt onder de toren. Het portaal is door een boogconstructie die op acht rechthoekige pijlers rust in drie delen gesplitst. De zes venstertjes zijn met gebrandschilderd glas van Wildschut gedicht. Het vlakke plafond is gemetseld. Een dubbele eikenhouten paneeldeur geeft toegang tot het middenschip. Voor deze deur, aan de binnenkant van de kerk is recent een smeedijzeren hekwerk aangebracht. Links en rechts van de hoofdingang zijn kleinere deuren aangebracht die vanuit de zijportalen toegang tot de kerk verschaffen. Boven de hoofdingang is de zangtribune aangebracht. Deze is niet als een balkon uitgebouwd. In de gemetselde balustrade zijn acht Latijnse kruisen uitgespaard. Rechts van de hoofdingang ligt de doopkapel met de 13de -eeuwse vont. Deze staat midden in de kapel opgesteld in een octogonaal bekken dat een trede lager is dan de vloer van de kapel. De octogoon is vervaardigd uit gepolijste Naamse steen. Tegenover de doopkapel ligt de Mariakapel. Beide kapellen zijn door ijzeren hekwerken van de kerk gescheiden. De Mariakapel is via de linker zij-ingang toegankelijk. Vanuit de hoofdingang loopt een middenpad tussen twee bankenrijen naar het koor. Het schip telt zes traveeën, die door ojief gordelbogen die zonder kapitelen direct uit de pijlers voortspruiten, worden afgebakend. Het hele interieur is uitgevoerd in schoon metselwerk. Het opgaand muurwerk is grotendeels uitgevoerd in rode baksteen met toepassing van poriso, terwijl de gewelven vrijwel exclusief in poriso met hier en daar baksteen zijn gemetseld. Het metselwerk is in wild verband uitgevoerd. Alle gordel- en scheibogen zijn in baksteen uitgevoerd. Boven de scheibogen tussen middenschip en zijbeuken is door het aanbrengen van biforen de suggestie gewekt dat er een tribune is. Boven deze biforen zijn de lichtbeukvensters geplaatst. In de gewelfkruinen van schip, transept en koor zijn ‘ogen’ gevormd door de poriso- en baksteen in ovaal verband te metselen. In het koepelgewelf van de viering is een zespuntige ster gemetseld en in de Mariakapel een kruis. De gewelven in de zijbeuken lopen omhoog richting de gordelboog. De polygonale sluitingen van koor en de zijkoortjes hebben een waaiergewelf. De vieringkoepel rust op vier gebouchardeerde granieten zuilen die voorzien zijn van geprofileerde basementen en kapitelen. De zijbeuken zijn feitelijk processiegangen, waarin de houten biechtstoelen staan. De processiegangen in het transept zijn nog smaller uitgevoerd en alleen geschikt om de circulatie van een groot aantal bezoekers goed te laten verlopen. Het koor loopt door tot in de viering en verheft zich vier treden boven het niveau van het middenschip. Het sacramentsaltaar staat wederom twee treden hoger. De communiebank loopt om de viering heen en de banken in de transeptarmen staan naar het vieringaltaar gericht. Hiermee is Sevenum een vroeg voorbeeld van een centralistische opstelling. De vloeren in schip, transept en kapellen zijn belegd met gebakken tegels. De vloer van het voorste deel van het koor is van leisteen. De vloer bij het altaar en de altaartreden en de zijkoortjes zijn van marmer. De ramen in de zijbeuken, Maria- en doopkapel, koor, zijkoortjes en de eindgevels van het transept zijn van figuratief gebrandschilderd glas voorzien, die het interieur duidelijk meerwaarde geven. De sacristie heeft als bijzonderheid, dat zij overwelfd is. Ook daar zijn eiken paneeldeuren aangebracht.
(Bron: Dr A. Jacobs en Drs. A.A. Wiekart – Kerken na 1940. Inventarisatie en waardenstelling kerkelijke bouwkunst na 1940 –Roermond – Stichting Monumentenhuis Limburg, 2003).
Zie hier voor Sebastianus als bedevaartsoord
Orgel
Blijkens de archieven beschikte deze kerk eind 17e eeuw reeds over een orgel; in 1694 wordt n.l. een zekere Horsterman als organist vermeld; ook van der Aa vermeldt in zijn “Aardrijkskundig woordenboek” in 1847 dat de kerk “van een orgel voorzien” was; dit werd blijkens de dispositie-verzameling van Broekhuizen (medio 19e eeuw) in 1840 door Gebr.Franssen (Horst) “aanmerkelijk gerepareerd”; in 1865 werdd het vervangen door een nieuw orgel van Rütter (D), hetwelk in 1935 moest wijken voor een nieuw tweemanuaals orgel van Verschueren Orgelbouw (Heythuyzen); dit orgel werd in 1944 “vergruizeld”; in de jaren 1949/1957 plaatste laatstgenoemde firma een nieuw tweemanuaals orgel.
Hoofdwerk Zwelwerk Pedaal
Prestant 8’ Tolkaan 8’ Prestantbas 16’
Salicionaal 8’ Holpijp 8’ Subbas 16’
Roerfluit 8’ Kwintadeen 8’ Octaafbas 8’
Octaaf 4’ Zing.prestant 4’ Gedektbas 8’
Blokfluit 4’ Koppelfluit 4’ Prestantbas 4’
Nasard 2 2/3’ Nachthoorn 2’ Ruispijp III-IV
Octaaf 2’ Sesquialter II Bazuin 16’
Cornet I-V Mixtuur III-IV
Mixtuur III-IV Cimbel III-IV
Bombarde D 16’ Trompet 8’
Trompet 8’ Schalmei 4’
Bron : G.M.I.Quaedvlieg – Orgeldocumentatie Limburg (Stadsbibliotheek Maastricht)
Afbeeldingen Glas-in-lood
Glas-in-lood, Daan Wildschut, 1955. Schepping van licht en donker Gods geest zweeft over de wateren; schepping van planten, bomen en struiken, schepping van zon en maan; schepping van vogels en vissen; schepping van Adam en Eva. In het torenportaal.
Glas-in-lood, Daan Wildschut, 1955. Twaalf voorstellingen van o.a. apostelen en evangelisten. Op de zangtribune.
Glas-in-lood, Daan Wildschut 1955 (?). Annunciatie, kroning van Maria in de hemel, pietà. In de Mariakapel.
Glas-in-lood, Daan Wildschut, 1955. Linkerraam: Abraham op weg om Isaac te offeren; Abraham op het punt Isaac te offeren; engel met ram. Middelste raam: engel; het Lam Gods met de zeven ogen; de symbolen van de vier evangelisten (leeuw, stier, mens en arend). Rechterraam: de moord van Kain op Abel; Kain met graan, Abel met een lam; engel. Priesterkoor.
Glas-in-lood, G. van Wegberg, Ell, atelier Mesterom, Bunde [1961]. H. Isidoor van Sevilla. In het schip.
Glas-in-lood, G. van Wegberg, Ell, atelier Mesterom, Bunde,1961. De wonderbaarlijke broodvermenigvuldiging. In het schip.
Glas-in-lood, G. van Wegberg, Ell, atelier Mesterom, Bunde, 1959. Bruiloft te Kana. Bijschrift: D.D. LE LORRAIN-KUSTERS. In het schip.
Glas-in-lood, G. van Wegberg, Ell, atelier Mesterom, Bunde, 1962. H. Martinus. In het schip.
Glas-in-lood, G. van Wegberg, Ell, atelier Mesterom, Bunde, 1962. H. Cecilia. In het schip.
Glas-in-lood, G. van Wegberg, Ell, atelier Mesterom, Bunde, 1960. Jezus bedaart de storm op het meer van Galilea. In het schip.
Glas-in-lood, G. van Wegberg, Ell, atelier Mesterom, Bunde, 1961. Jezus en de Samaritaanse. In het schip.
Glas-in-lood, G. van Wegberg, Ell, atelier Mesterom, Bunde, 1963. H. Elisabeth van Thüringen. In het schip.
Glas-in-lood, J. Adams, Ell,1957. Engelen met water spelend, waarboven de H. Geest reeds zijn genade uitstraalt. In het water zwemmen vissen die nog geen kruis dragen: de ongedoopten. In de doopkapel.
Glas-in-lood, J. Adams, Ell,1957. Verrijzenis van Christus. De kruik linksboven symboliseert het water van het doopsel en de H. Olieën bij het sterven. In de doopkapel.
Glas-in-lood, J. Adams, Ell, 1957. Engelen met doopkaars en doopkleed. De vis links onder draagt een kruis: een gedoopte. In de doopkapel.
Glas-in-lood, W. van Woerkom, 1956. Voorstelling van de H. Familie. Voorstelling van Petrus met schip en Paulus met bliksemschicht. In de Sint-Jozefkapel.
Glas-in-lood, W. van Woerkom, XXc. Voorstelling van Maria met Kind en Geestesduif. Voorstelling van Maria met een van de wolf gered kind. Op de achtergrond de kapel van het ‘wonderbare schot van Den Eigen’. In de Mariakapel.
Vieringaltaar, rood marmer (rouge royale), Jac. Maris, Heumen, 1956. De mensa rust op vier zich verjongende stipes, die twee aan twee op een vloerplaat staan.
Sacramentsaltaar, travertijnmarmer, Jac. Maris, Heumen, 1956. In het altaar zijn reliëfs met voorstellingen van de vier evangelisten.
Muschelkalk, petit graniet, smeedwerk, keramiek, Jac. Maris, Heumen, 1955. De keramische reliëfs in de communiebank beelden de sacramenten uit.
Geelkoperen tabernakel met aan de voorzijde twee deuren met voorstelling in opalinetechniek van de harpspelende koning David met op de achtergrond de burcht Sion en op de voorgrond de ark des verbonds (links) en een voorstelling van Melchisedek met een tentenkamp op de achtergrond (rechts. Op de achterzijde zijn Mozes en Noach afgebeeld. De zijkanten van het tabernakel zijn versierd met vogels en bloem- en plantmotieven. Het tabernakel wordt bekroond met de pelikaan die zijn jongen voedt.
Naamse steen, ca. 1955.
hardsteen, 1955.