Dionysius
Ga naar de site van de patroonheiligeParochie/kerkgemeente: | H. Dionysius |
Dekenaat/kerkverband: | Gennep: opgeheven, nu Venray |
Soort gebouw: | Parochiekerk |
Plaats: | Heijen |
Gemeente: | Gennep |
Adres: | Pastoor Jaspersplein 1 |
Postcode: | 6598 AN |
Coördinaten: | x: 195984,296, y: 409725,595 |
Kadastrale gegevens: | Gennep G 107 |
Bouwpastoor/bouwpredikant: | L.H.L. Rutten |
Architect(en): | |
Kunstenaar(s): | |
Huidig gebruik: | R.K. Kerk |
Glas-in-lood (koor), Frans Smeets, 1957.
Algemene thematiek was het ontstaan van de wereld toen de Geest nog over de aarde zweefde en de chaos ordende; de rest liet de Geest over aan de mensheid om die te vervolmaken. Daartoe schiep Hij Adam en Eva (linkerraam). De Geest die de wereld herschiep door de nieuwe Adam en de nieuwe Eva (rechterraam).
Linkerraam
In de top: Gods geest zweefde over de aarde. Van boven naar beneden en van links naar rechts: God de Vader als Schepper van het heelal; de nieuwe Eva als moeder van de nieuwe wereldorde; Adam en Eva; nieuwe Adam (Christus) en nieuwe Eva (Maria); boom van kennis, van goed en kwaad; het kruis als de nieuwe boom des levens; bekoring van de duivel en verdrijving uit het paradijs; aankondiging van de geboorte van de nieuwe Adam als dienaar Gods.
Rechterraam
In de top: geboorte van een nieuw tijdperk in de H. Geest. Van boven naar beneden en van links naar rechts de thema’s: Ik ben de Goede Herder; de lang verwachte Messias; doop van Christus in de Jordaan; Jezus onderricht in de tempel; parabel van Jezus en de Samaritaanse vrouw; intocht in Jeruzalem; Laatste Avondmaal, Kruisdood van Petrus.
Foto: augustus 2007
Ruimtelijke context
De Dionysiuskerk ligt in de kern van Heijen op een eiland dat omgeven wordt door de Nieuwwijkstraat, Hoefstraat en Dionisiusstraat. Een tuin met bomen en heesters omgeeft de kerk. De pastorie uit 1957 staat aan overkant van de kerk aan de Hoefstraat. De overige bebouwing, die op enige afstand rondom de kerk ligt, is deels uit de jaren vijftig en zestig, maar voor een belangrijk deel ook van jongere datum. De toren fungeert als landmark.
Type
Georiënteerde bakstenen kruiskerk met fronttoren in gotische vormentaal. De banken zijn axiaal opgesteld.
Bouwgeschiedenis
Voorgangsters
Naar het schijnt, stond reeds in de negende eeuw een kerk in Heijen. De naam van de heilige is aldus gerelateerd aan de huisheilige van de Karolingers. In de registers van het landdekenaat Gelderen uit de tijd van 1258 tot 1291 werd de kerk van Heijen genoemd. Tussen 1300 en 1450 werd een nieuwe kerk gebouwd, waarvan het priesterkoor, dat in 1944 nog bestond, als afkomstig uit circa 1450 werd gedateerd. Onduidelijk is, uit welke periode het schip kwam, aangezien er in de 15e en 16e eeuw verdere vernieuwingen aan de kerk zijn toegevoegd. Het schip werd in 1852 gesloopt om plaats te maken voor een ruimer opgezet schip in ‘waterstaatsstijl’. De toren verloor in
In oktober 1944 kwam het dorp zwaar onder vuur te liggen. Zowel de Duitse als de Engelse granaten deden de kerk tot puin vergaan. Direct na terugkeer van de bevolking zijn de restanten gesloopt.
Noodkerk
Nadat de geëvacueerde bevolking in 1945 was teruggekeerd naar Heijen, besloot pastoor Rutten, na enige maanden in de woonkamer van kerkmeester Van den Hazelkamp de mis gecelebreerd te hebben, eigenmachtig een leegstaand café met zaal als noodkerk in gebruik te nemen. De eigenaar was op dat moment afwezig. De zaal – een voormalige beugelbaan die voorzien was van bioscoopstoeltjes – werd opgeknapt. Nadat de eigenaar was teruggekeerd in Heijen ging de pastoor er vanuit dat iedere katholiek er een eer in zou stellen O.L. Heer onder zijn dak te hebben. Café-eigenaar Hermsen dacht daar anders over. Hij vreesde zijn klandizie te verliezen en verzocht de pastoor zo snel mogelijk een andere locatie te kiezen. Temeer daar hij ook geen vergoeding voor het gebruik van de zaal ontving. De kwestie werd uiteindelijk in der minne geschikt. In maart 1946 werd besloten om achter de ontspanningszaal van het café de noodkerk te bouwen, die later door Hermsen gebruikt zou kunnen worden. De noodkerk – naar ontwerp van architect A.P. van den Brink – was een rechthoekig, bakstenen gebouw met een plat dak. De voorgevel had een clocher-arcade. De vensters waren rechthoekig met uitzondering van twee rondvensters in de zijgevels. De noodkerk deed dienst tot november 1955, waarna het bouwwerk aan Hermsen verkocht werd, die er een danszaal van maakte.
Huidige kerk
Architect Stoks stelde in april 1946 vast dat alleen de sacristie van de oude kerk nog te herstellen was. De nieuwe kerk verrees op een nieuwe locatie in de nieuw geplande dorpskern. Pas in september 1954 r werd de eerste steen gelegd. Op 26 november 1956 werd de kerk in gebruik genomen, hoewel het interieur nog niet geheel af was. De kerk is tot op heden niet geconsacreerd. In 1962 maakten de tuinarchitecten J. Droessen en B. de Ruijter uit Tilburg het ontwerp voor een tuin rondom de kerk. Hun ontwerp werd in 1963 door de Heide Maatschappij uitgevoerd.
Veranderingen
In 1994 werd in dezelfde stijl als de kerk tegen de sacristie een parochiezaaltje gebouwd.
Exterieur
Rechter transept en absis. Foto: augustus 2007
De Dionysiuskerk is opgetrokken in rode baksteen in Vlaams verband en platvol gevoegd. Rondom de kerk loopt een trasraam van iets donkerder baksteen. De ongelede klokkentoren staat links van de voorgevel. Aan de noordkant heeft de toren een toegang. Aan elke zijde doorbreken twee spitsbogige galmgaten het muurvlak. Daaronder zijn de wijzerplaten van het uurwerk aangebracht. De toren wordt afgedekt door een ingesnoerde spits, die bekroond wordt met een kruis. De daklijst is geprofileerd en op de vier hoek voorzien van natuursteenblokken De voorzijde van de kerk heeft een tuitvormige topgevel. Een gedrukte spitsboog biedt toegang tot een ondiep voorportaal, dat in natuursteen is uitgevoerd. Een dubbele houten deur biedt toegang tot de kerk. Links en rechts van de ingang zijn respectievelijk één en twee spitsboograampjes aangebracht, die de doopkapel en de devotiekapel van licht moeten voorzien. Centraal in de gevel staat een groot roosvenster met maaswerk in de vorm van een slangenkruis. Boven in de topgevel is in ajour een kruisje uitgespaard. Rechts van de voorgevel is, voorzien van een lessenaardak, de devotiekapel tegen het middenschip gebouwd. Langs het middenschip lopen aan de noord- en zuidzijde smalle zijbeuken, die elk drie gedrukte spitsboogvensters met eenvoudig hardstenen maaswerk. De zijbeuken zijn voorzien van platte daken. Het middenschip en het transept hebben met rode en blauwe dakpannen gedekte zadeldaken. Het transept steekt duidelijk buiten de zijbeuken uit. Beide armen ontvangen hun licht door twee rondvensters, die maaswerk hebben in de vorm van een slangenkruis. De transeptarmen eindigen in een tuitgevel met daarin ajour kruisjes. Twee kleine spitsboogvenstertjes zijn vlak boven het trasraam aangebracht. De nok van het transept is iets lager dan de nok van het middenschip. In de hoek van de zijbeuken en de transeptarmen staan twee van lessenaardaken voorziene uitbouwsels ten behoeve van de biechtstoelen. Soortgelijke uitbouwsels treft men aan in de zuidoosthoek waar transept en koor bijeen komen. Daar markeren zij de plaats van het Maria-altaar en de credensnis. Het priesterkoor is even breed en hoog als het schip en heeft een polygonale sluiting. Op het eind van de nok staat eveneens een gesmeed kruis. Twee spitsboogvensters doorbreken het muurvlak. In de hoek van koor en transept staat de sacristie. Deze heeft rechthoekige vensters en zadeldaken. Een stuk van de sacristie staat haaks op een ander deel. In 1994 is in dezelfde materialen en bouwstijl een parochiezaaltje tegen de sacristie gebouwd.
Interieur
Zicht op het priesterkoor
Zicht op de zangtribune
De kerk betredend via de hoofdingang in de westgevel komt men eerst in een portaal. Een dubbele deur verschaft toegang tot het schip. Boven het ingangsportaal en de flankerende kapellen is de zangtribune gesitueerd. De metalen balustrade rust op een zware hardstenen geprofileerde balk. De zangtribune staat met een grote spitsboog in verbinding met het schip en is overkluisd met een in gele baksteen uitgevoerd kruisgewelf. Alle gewelven in de kerk zijn in dit materiaal uitgevoerd. Links en rechts van de hoofdingang zijn zwarte hardstenen deels gepolijste, deels gefrijnde wijwaterbekkens in de muur gemetseld. Een zelfde bekken hangt naast de deur van de zij-ingang die onder de toren uitkomt. Links van het portaal ligt de voormalige doopkapel, die thans fungeert als Mariakapel annex memoriekapel voor de oorlogsslachtoffers. Het is een achthoekige ruimte met achtdelig kruisgewelf. Links van deze kapel is een deur die toegang verschaft tot de zangtribune. Rechts van het hoofdportaal ligt de voormalige Mariakapel, die thans dienst doet als dagkapel. Oorspronkelijk was deze kapel naar het schip toe geopend met twee in het midden door een hardstenen zuiltje geschraagde korfbogen. Deze zijn thans met een raam en deur – met het oog op de verwarming – dichtgemaakt. De kapel heeft een kruisgewelf. Naast de dagkapel voert een deur naar een rommelhok De houten banken staan in twee blokken, die doorlopen tot in de viering, opgesteld. De zijbeuken zijn niet meer dan processiegangen. Het middenschip telt drie traveeën. Kruisvormige pijlers met zware, op teerlingen gelijkende kapitelen dragen de schei- en gordelbogen, alsmede de kruisgraatgewelven van processiegangen en middenschip. De gordelbogen van de processiegangen steunen bovendien op in de zijwanden gemetselde kraagstenen. Het interieur is uitgevoerd in schoon metselwerk in Vlaams verband. Voor de wanden en boogconstructies is rode baksteen gebruikt. Het metselwerk van de wanden is tot een hoogte van circa
(Bron: Dr A. Jacobs en Drs. A.A. Wiekart – Kerken na 1940. Inventarisatie en waardenstelling kerkelijke bouwkunst na 1940 –Roermond – Stichting Monumentenhuis Limburg, 2003).
Orgel
Blijkens het “Aardrijkskundig woordenboek” van van der Aa was deze kerk in 1844 voorzien van een kabinet-orgel, gebouwd door van Dinter (Tegelen); het ging in 1944 verloren; in de nieuwe kerk plaatste Verschueren Orgelbouw (Heythuyzen) in 1959 het huidige orgel.
Hoofdwerk Positief Pedaal
Prestant 8’ Spitsgamba 8’ Subbas 16’
Holpijp 8’ Fluit 4’ Gedektbas 8’
Prestant 4’ Woudfluit 2’
Mixtuur II-III Hobo 8’
Bron: G.M.I.Quaedvlieg – Orgeldocumentatie Limburg (Stadsbibliotheek Maastricht).
Glas-in-lood (koor), Frans Smeets, 1957.
Algemene thematiek was het ontstaan van de wereld toen de Geest nog over de aarde zweefde en de chaos ordende; de rest liet de Geest over aan de mensheid om die te vervolmaken. Daartoe schiep Hij Adam en Eva (linkerraam). De Geest die de wereld herschiep door de nieuwe Adam en de nieuwe Eva (rechterraam).
Linkerraam
In de top: Gods geest zweefde over de aarde. Van boven naar beneden en van links naar rechts: God de Vader als Schepper van het heelal; de nieuwe Eva als moeder van de nieuwe wereldorde; Adam en Eva; nieuwe Adam (Christus) en nieuwe Eva (Maria); boom van kennis, van goed en kwaad; het kruis als de nieuwe boom des levens; bekoring van de duivel en verdrijving uit het paradijs; aankondiging van de geboorte van de nieuwe Adam als dienaar Gods.
Rechterraam
In de top: geboorte van een nieuw tijdperk in de H. Geest. Van boven naar beneden en van links naar rechts de thema’s: Ik ben de Goede Herder; de lang verwachte Messias; doop van Christus in de Jordaan; Jezus onderricht in de tempel; parabel van Jezus en de Samaritaanse vrouw; intocht in Jeruzalem; Laatste Avondmaal, Kruisdood van Petrus.
Glas-appliqué (doopkapel), W. Klabbers, Milsbeek, 1969.
Het raam stelt de verwoesting tijdens de Tweede Wereldoorlog voor. Bovenin staat de zon als symbool van de nieuwe dag, het nieuwe leven en Christus in wiens naam men gedoopt wordt. Een blauwe baan stelt de Maas voor, die tevens symbool is voor het doopwater. De jaartallen 1940 en 1945 geven de oorlogsjaren aan, waarin geweld en haat uiteindelijk plaatsmaakten voor vrede, gerechtigheid en een nieuw leven.
Altaar, marmer, broeder Carolus Koenen, 1955. De mensa rust op twee kolommen met in het midden daarvan een vierkante blok. Op de voorzijde van de blok is een gestileerde, geelkoperen pelikaan aangebracht.
Doopvont, zandsteen en koper, XIXd. De neogotische zeszijdig, zandstenen vont is versierd met maaswerk en bladmotieven. De vont wordt gesloten door een koperen deksel.
Tabernakel, geel- en roodkoper, ijzer, broeder Carolus Koenen, 1955. Vier messing pootjes dragen het kubusvormige ijzeren en roodkoperen tabernakel. Aan de voorzijde zijn twee deurtjes, die versierd zijn met geelkoperen kruisjes en ringen en twee gestileerde vogels (duiven?). De zijkanten zijn voorzien van kruisjes en drie in elkaar vervlochten ringen.