Martinus
Ga naar de site van de patroonheiligeParochie/kerkgemeente: | H. Martinus |
Dekenaat/kerkverband: | Gennep: opgeheven, nu Venray |
Soort gebouw: | Parochiekerk |
Plaats: | Gennep |
Gemeente: | Gennep |
Adres: | Martinushof 2 |
Postcode: | 6591 DK |
Coördinaten: | x: 195460,163, y: 412544,281 |
Rijksmonumentennummer: | 387370 Code: 6591DK-00001-01 en 525602 Code: 6591CD-00017-01 |
Kadastrale gegevens: | Gennep C 795 Toren oude kerk: C 856 |
Bouwpastoor/bouwpredikant: | W.H.M. Janssen |
Architect(en): | |
Kunstenaar(s): | |
Huidig gebruik: | R.K. Kerk |
Doopvont, Naamse steen, koper, XIXB. Achtzijdig basement van Naamse steen met rechtopstaande onderrand met bredere schuin opgaande rand van donkere steen, hierop achtzijdige rechte schacht, na profileringen de achtzijdige kuip met verdikte overstekende rand, achtzijdige ingezwenkt koperen deksel met driepaskruisje.
Foto: augustus 2007
Redengevende omschrijving Rijksdienst voor de Monumentenzorg
De toren van de Martinuskerk VANWEGE de restanten van de eikehouten klokkenstoel (1864). Klokkenstoel met gelui bestaande uit een klok van Francois en Pieter Hemony, 1652, diam.
Campanile. Foto: augustus 2007
Ruimtelijke context
Voor het kerk-pastoriecomplex ligt een parkeerplaats. Aan de zuidzijde van de kerk ligt de sterk naar beneden lopende ruime pastorietuin. Aan de noordkant van de kerk loopt de Zuid-Oostwal, waar recent nieuwbouwwoningen zijn gebouwd. Achter de kerk loopt de Niersdijk, die ter hoogte van de pastorie een wandelpad wordt en van waaruit men een overzicht heeft op de Niers en tegenover Gennep liggende Ottersum. De toren is een landmark.
Type
De georiënteerde bakstenen basilica heeft een toren en een crypte. De kerk is een voorbeeld van de Bossche School.
Bouwgeschiedenis
Voorgangsters
In 950 stamt de eerste schriftelijke vermelding van Gennep. Archeologisch onderzoek heeft aangetoond, dat in Gennep een houten kerk heeft gestaan, die na verloop van tijd vervangen is door een maaskeien zaalkerkje. Het ingesnoerde, rechtgesloten priesterkoortje is iets later gebouwd. Dit koor werd vervolgens vergroot, zodat het even breed was als het schip. Tegen de zuidgevel van de zaalkerk stond een zijbeuk. De zaalkerk werd verder uitgebreid met een bakstenen toren en een polygonaal (3/8) gesloten koor. In de vijftiende eeuw kreeg de kerk een nieuw, polygonaal gesloten priesterkoor. De Martinuskerk stortte in 1648 met uitzondering van het koor en de toren in. In 1655 werd begonnen met de wederopbouw. Aan de noord- en zuidkant werd het schip verbreed. Pierre Cuypers bouwde in 1864 (of 1869) een nieuwe toren en verlengde het schip in westelijke richting met twee traveeën. Deken Kreijelmans liet in 1930 een kinderkapel bouwen die dwars op het schip van de kerk werd gezet. De oude kerk werd in de winter van 1944/1945 door granaatvuur grotendeels verwoest en na de oorlog, met uitzondering van de toren gesloopt. De in slechte staat verkerende toren werd in 1974 voor één gulden door het kerkbestuur verkocht aan de gemeente Gennep, die de toren liet restaureren. Als noodkerk werd in eerste instantie de kapel van Huize Norbertus en in een (bioscoop)zaal van Hotel Van Bergen. Vervolgens werd gebruik gemaakt van een leegstaande spoorwegloods.
Huidige kerk
Ir. Nico van der Laan werd in januari 1949 tot architect gekozen. Hij overlegde zijn plannen steeds met zijn broer Hans van der Laan, de bekende benedictijn-bouwmeester. In datzelfde jaar werd ook het nieuwe bouwterrein gekocht. De nieuwe Martinuskerk werd niet op de oude, excentrische locatie herbouwd, maar op een meer centrale plaats op de grens van het oude en het nieuwe Gennep. Deze locatie werd aangeduid als de ‘Pottenhoek’, waar vroeger kasteel Lovensteijn lag, de residentie van de heren van Gennep. Tijdens de bouwwerkzaamheden bleek dat de nieuwe kerk verrees op een oude cultusplaats, nl. een oud doden- en offerveld.
De verwezenlijking van de bouwplannen van Van der Laan verliep niet geheel zonder problemen maar in 1953 werd met de bouw gestart. Op 15 november 1953 werd de hoeksteen van de kerk gelegd, die op Eerste Kerstdag 1954 plechtig in gebruik genomen werd. De toren was toen nog niet af. Bisschop Moors consecreerde de kerk op 2 juni 1962. Bisdomblad Credo typeerde anno 1955 de kerk als een soort ‘Sint Paulus buiten de muren’. Begin 1954 leverde Van der Laan de plannen in voor de inrichting van de kerk, die met enige wijzigingen werden gerealiseerd. In de jaren vijftig, zestig werden in overleg met architect Van der Laan glas-in-lood en wandschilderingen aangebracht door Marius de Leeuw en Theodore Stravinsky. Beide werkten regelmatig met Van der Laan samen. Stravinsky o.a. in de H. Lucaskerk te ’s-Hertogenbosch.
Veranderingen
In 1968 was er overleg tussen het kerkbestuur van Gennep en de afdeling planologie van het bisdom over de herinrichting van de sacramentskapel, die ingericht kon worden voor kleinere gezelschappen en tevens dienst kon doen als weekkerk. De doopkapel zou worden voorzien van banken. Voorst werd gesproken over het verwijderen van de communiebanken en het reduceren van het aantal kandelaars. Deze wijzigingen hebben inderdaad hun beslag gekregen. In oktober 1979 werd in het rozenperkje naast het kerkplein een nieuw H. Hartbeeld geplaatst ter vervanging van een ouder beeld (1922) dat op een andere locatie stond. In 1981 werd aan de voorzijde van de kerk een hellingbaan aangelegd voor rolstoelgebruikers. In 1983 opperde deken Huisman het idee om in de crypte een museum voor kerkelijke kunst ‘Kijkje kerkkunst’ te vestigen, dat in 1984 zijn deuren opende.
Exterieur
Absis. Foto: augustus 2007
De grotendeels uit mergel opgetrokken voorgevel met de hoofdingang ligt op het westen. De hoofdingang ligt in een door vier betonnen zuilen geschraagd portaal. Het portaal is met een viertredige trap verbonden met het kerkplein. De zuilen staan op onbewerkte vierkante basementen. De gestileerde Ionische kapitelen zijn een kwartslag gedraaid op de zuilen gezet. Zij dragen een architraaf. De gevelvlakken links en rechts van het portaal hebben rechthoekige spaarvelden. Daarin zijn op ruiven gelijkende vlaggenstokhouders geplaatst. Boven de architraaf van het portaal loopt een geprofileerde regenlijst. De topgevel van het middenschip bestaat uit twee delen. Het onderste deel is in mergel opgetrokken en kent drie rechthoekige spaarvelden. Het middelste is wederom voorzien van een bronzen vlaggenhouder. De twee buitenste velden hebben elk een smal rechthoekig raam. Het mergelstenen deel van de gevel wordt door een uitkragende regenlijst afgesloten. Het bovenste deel van de gevel staat in contrast met het onderste deel: het is in bruinrode baksteen gebouwd en het springt terug. Twee gekoppelde rondboogvensters doorbreken het wandvlak. Op de topgevel staat een ijzeren kruis. De gevels van de zijbeuken zijn opgetrokken uit baksteen. De vensters in de zijbeuken zijn rechthoekig en voorzien van betonnen dorpels en lateien. In het midden staat een betonnen zuiltje met kapiteel, waarachter een baksteenmuurtje schuilgaat, dat het venster in twee kleinere ramen verdeelt. Aan elke zijde doorbreken zeven van zulke gekoppelde vensters het muurvlak. Boven de raampartijen loopt een uitkragende betonnen waterlijst, waarop een lage band baksteenwerk loopt die afgedekt wordt met dakpannen. De zijbeuken hebben platte daken. Een meter boven het maaiveld zijn de halfronde vensters van de crypte aangebracht. De lichtbeuk van het middenschip heeft zeven grote rondboogvensters. Opmerkelijk is de vormgeving. De boog is nl. iets breder dan de rest van het raam. Het zadeldak is belegd met blauwe pannen. De absis en de oostgevel van de kerk is, op twee ramen van de crypte na, geheel blind. Onder langs de absis is een band met spaarvelden aangebracht. Het koperen absisdak is kegelvormig, maar heeft slechts een geringe helling. Rechts van de hoofdingang, tegen de zuidgevel van de kerk, staat een meter of twee naar voren springend de geheel in mergel opgetrokken dagkapel. De noord- en westgevel zijn blind. De west en oostgevel hebben door lijsten omgeven timpanen. In de zuidgevel ligt de toegang tot de kapel, die tevens als zij-ingang fungeert voor de kerk. Boven de deur bevindt zich een timpaan met daarin verwerkt een Grieks kruis. Drie rondboogvensters analoog aan die van de lichtbeuk doorbreken het muurvlak. In de oostgevel is een rechthoekig venster aangebracht. De dagkapel heeft een met pannen gedekt zadeldak. Tegen de zuidgevel ter hoogte van het koor is als semi-onafhankelijk gebouw de sacristie geplaatst. Middels een trap is de ingang bereikbaar. De eigenlijk sacristie is als octogoon opgenomen in deze rechthoekige aanbouw. Zij steekt ook iets uit boven het platte dak en heeft acht halfronde vensters en een achtzijdig tentdak. De gevels zijn voorzien van rechthoekige en rondboogvensters. Een iets inspringende en lager bouwdeel verbindt de sacristie met de kerk. Een groot vierkant raam verlicht deze ruimte. Tegen de noordgevel van de kerk staat een zijportaal, dat qua vormgeving en materiaalgebruik analoog is aan de voorgevel. De voorgevel van het portaal is opgetrokken uit mergel. De deur staat in het midden met daarboven een nis. Het middendeel is iets hoger en heeft een zadeldak met pannen. De zijstukken hebben platte daken. De bakstenen zijgevels hebben elk een rechthoekig venster. Verbonden door een gangetje staat de uit twee geledingen bestaande achthoekige klokkentoren. Op circa drie meter hoogte doorbreken vijf rechthoekige ramen de muurvlakken. Het bovenste deel van de eerste geleding kent acht rechthoekige spaarvelden. Op vier zijden is een wijzerplaat aangebracht. Een geprofileerde regenlijst markeert de overgang naar de klokkenverdieping met acht rondbogige galmgaten. Het koperen dak heeft een flauwe helling en wordt bekroond door een ijzeren bol die een kroon en een kruis draagt.
Interieur
Zicht op het priesterkoor
Schildering in de absis van Theodore Strawinsky
Via de dubbele houten deur komt men direct in het middenschip. De deur heeft een geprofileerde betonnen omlijsting. Boven de ingang is de zangtribune aangebracht, die cirkelvormig uitkraagd. De tribune heeft een grenenhouten balustrade. Links van de hoofdingang ligt een zij-ingang, die vroeger via een portaal toegang tot de kerk verschafte. Thans ligt er een aan O.L. Vrouw toegewijde kapel. Deze is met een glaswand afgeschermd van de noordelijke zijbeuk. In de noordelijke zijbeuk is ook de toegangsdeur gemaakt die leidt naar het zijportaal. Tevens kan men in dat portaal afdalen naar de crypte. Rechts van de hoofdingang is in de zuidelijke zijbeuk de zij-ingang gemaakt. Het portaal geeft ook toegang tot de dagkapel. Deze is rechthoekig van vorm en heeft een houten plafond. Het houten altaar staat in een ondiepe rondboognis. Drie ramen met glas-in-lood geven gefilterd licht. Rechts voeren vier treden naar een kleine ruimte die met twee rondbogen, in het midden rustend op twee betonnen zuilen, met de dagkapel in verbinding staat. Deze ruimte herbergt een klein orgel en heeft een rechthoekig raam. De kerkvloeren zijn belegd met onregelmatige stukken Noorse leisteen. De houten banken – uitgevoerd naar een ontwerp van dom Hans van der Laan - zijn in twee blokken richting het koor opgesteld. In de zijbeuken staan eveneens banken. Een lichte verkleuring in de vloer maakt duidelijk dat de eerste bankenrij verwijderd is bij de aanpassing van het koor. De binnenmuren zijn opgetrokken uit baksteen en lichtelijk vertind, zodat men de baksteenstructuur nog goed zichtbaar is. De zes betonnen zuilen aan elke zijde schragen betonnen architraven. In totaal zijn er twaalf zuilen (als symbool voor de twaalf apostelen). Boven de architraaf loopt een strook metselwerk, met daarboven een uitkragende geprofileerde lijst. De lichtbeuk heeft zeven rechthoekige spaarvelden met in elk ervan een raam. Het vlakke plafond is van hout. De plafonds in de zijbeuken bestaan uit betonnen plaatwerk, dat op betonnen balken rust. De zijaltaren staan tegen de rechtgesloten muren van de zijbeuken en verheffen zich een trede boven het vloerniveau van het middenschip. Het hoofdaltaar staat zes treden hoger dan het schip. Het koor is bij de aanpassing in 1969 trapeziumvormig het middenschip ingebouwd. De vloeren zijn net als in de kerk met Noorse leien belegd. De absis heeft een gemetseld gewelf. De grote muurschildering van Stravinsky beheerst van hieruit de hele kerk. Rechts van het koor liggen de toegangen tot een opslagruimte en de doorgang naar de sacristie. In die doorgang staat het raam van Stravinsky. Tevens voert een trap met zeventien treden naar de crypte. Links van het koor ligt de doopkapel. Zij is onder de toren gesitueerd. Een gang, die naar de zijbeuk toe met een van glas-in-lood voorziene deur gesloten is, leidt naar de kapel. Om bij de doopvont te komen dient men vijf treden af te dalen. De doopkapel is met een ijzeren hekwerk afgesloten. De achthoekige vont staat centraal in de ruimte. In de ramen zijn vijf glas-in-loodvensters van Marius de Leeuw aangebracht. De doopkapel heeft een koepelgewelf. De crypte strekt zich uit onder de gehele kerk. Zware betonnen zuilen met Dorische kapitelen verdelen de ruimte in drie schepen. In de absis staat onder een gedrukte rondboog het altaar. Twee trappen leiden naar het zijportaal en de sacristie. Het plafond bestaat uit betonnen balken en platen. De sacristie is achthoekig. De muren zijn witgepleisterd. Het plafond is van hout.
(Bron: Dr A. Jacobs en Drs. A.A. Wiekart – Kerken na 1940. Inventarisatie en waardenstelling kerkelijke bouwkunst na 1940 –Roermond – Stichting Monumentenhuis Limburg, 2003)
Redengevende omschrijving Rijksdienst voor de Monumentenzorg kerktorem oude St. Martinuskerk
Inleiding.
Oude toren. Foto: augustus 2007
Vrijstaande kerktoren in de oude stadskern van Gennep. De toren vormt het restant van de voormalige Sint Martinuskerk die door oorlogsgeweld in de Tweede Wereldoorlog zwaar werd beschadigd. Met name het schip had zwaar te lijden en werd na de oorlog niet meer hersteld. De kerktoren dateert van 1869 en het ontwerp wordt toegeschreven aan dr. P.J.H. Cuypers.
Omschrijving.
Ranke kerktoren op een vierkant grondplan. De toren telt drie bouwlagen en heeft een ingesnoerde torenspits met leien. De toren heeft een opstand in baksteen met metselwerk in kruisverband. Op de hoeken van de toren verjongende steunberen gedekt met natuursteen. Op de overgang van de eerste naar de tweede en van de tweede naar de derde bouwlaag een natuurstenen waterlijst en decoratief metselwerk. De entreepartij bevindt zich aan de westzijde. Authentieke dubbele kerkdeuren met smeedijzeren beslag. Aan de noord- en zuidzijde een kleine uitbouw met steunberen en met twee maal twee spitsboogvormige glas-in-lood vensters. In de topgevel decoratief metselwerk. Topgevel gedekt met natuursteen. Aan de oostzijde bevond zich het schip, hier is thans een groot spitsboogvormig blind vlak voorzien van metselwerk van omstreeks 1946. Aan de benedenzijde van dit vlak een segmentboogvormige deuropening met hierin een dubbele houten deur van omstreeks
Waardering.
De toren van de voormalige Sint Martinus kerk van Gennep bezit cultuurhistoriche waarde als bijzondere uitdrukking van een religieuze en typologische ontwikkeling. De architectuurhistorische waarden worden bepaald door het belang van de kerktoren voor de bovenregionale geschiedenis van de architectuur; vanwege de hoogwaardige esthetische kwaliteiten van het ontwerp, en vanwege de toeschrijving van het ontwerp aan dr. P.J.H. Cuypers. Het relict bezit ensemblewaarden door de markante en beeldbepalende situering in de dorpskern van Gennep; als landmark en herinnering aan de zware verwoestingen die tijdens de Tweede Wereldoorlog werden aangericht in Noord-Limburg. De kerktoren is tenslotte van algemeen belang vanwege de redelijke architectonische gaafheid van het exterieur en de architectuurhistorische en typologische zeldzaamheid. (Datum: 22-04-2002).
Orgel
De kerk beschikte reeds vroeg over een orgel (voor 1648); in 1871 plaatste Rütter (Kevelaar D) een nieuw orgel; dit ging in 1944 verloren; voor de nieuwe kerk bouwde Verschueren Orgelbouw (Heythuyzen) in 1958 het huidige driemanuaals orgel, terwijl in 1955 in de Sacramentskapel een rond 1780 gebouwd positief werd geplaatst, hetwelk laatstelijk dienst had gedaan in de St.Lebuiniskerk te Deventer.
Hoofdwerk Positief Zwelwerk Pedaal
Prestant 16’ Bourdon 8’ Tolkaan 8’ Prestant 16’
Prestant 8’ Kwintadeen 8’ Holpijp 8’ Subbas 16’
Roerfluit 8’ Prestant 4’ Spitsgamba 8’ Gedektbas 8’
Speelfluit 8’ Roerfluit 4’ Zing.prestant 4’ Baarpijp 8’
Octaaf 4’ Doublette 2’ Koppelfluit 4’ Octaaf 8’
Blokfluit 4’ Scherp III-IV Roerkwint 2 2/3’ Prestant 4’
Quint 2 2/3’ Dulciaan 8’ Nachthoorn 2’ Bazuin 16’
Mixtuur III-IV Dulciaan 8’ Mixtuur III
Cornet D V Hobo 8’
Trompet 8’
Idem (dagkapel)
Holpijp B/D 8’ Fluit B/D 4’ Octaaf B/D 2’
Prestant D 8’ Quint B 3’ Sesquialter D II (*)
Prestant B/D 4’ (*) tertskoor ontbreekt
(literatuur: Het historisch orgel in Nederland, deel III, blz.215)
Bron: G.M.I.Quaedvlieg – Orgeldocumentatie Limburg (Stadsbibliotheek Maastricht).
Doopvont, Naamse steen, koper, XIXB. Achtzijdig basement van Naamse steen met rechtopstaande onderrand met bredere schuin opgaande rand van donkere steen, hierop achtzijdige rechte schacht, na profileringen de achtzijdige kuip met verdikte overstekende rand, achtzijdige ingezwenkt koperen deksel met driepaskruisje.
Glas-in-lood: Beschrijving en afbeeldingen
Glas-in-lood (gang), Theodore Stravinsky, 1969. De Goede Herder met een schaap op zijn schouders.
Deuren doopkapel (1954?), de rechterdeur is voorzien van het chiroteken met daaronder een hand met twee opgestoken vingers als symbool van God de Vader. Linkerdeur is versierd met een duif als symbool van de H. Geest met daaronder een hand waaruit water vloeit. Beide deuren verwijzen naar de doop in de naam van de Vader, de Zoon en de H. Geest.
Muurschildering, Theodore Stravinsky, 1967.
Verheerlijking van Christus op de berg Thabor. Christus wordt geflankeerd door Mozes (rechts) en Elia (links). De schildering is gesigneerd en gedateerd: THEODORE STRAVINSKY PINXIT ANNO DOMINI MCMLXVII. De schildering is direct op de bakstenen muur aangebracht in de kleuren donkergrijs, bruin en wit. In de absiskalot. (afbeelding zie interieur).
Tabernakel, marmer, XXc. Rechthoekige opstand uit marmer, die aan de voorzijde voorzien is van een fries met druivenranken en – trossen. Op de opstand staat een zwart, gepolijste aan de zijkanten convex-concaaf gewelfde blok waarop het eigenlijke tabernakel rust, dat schuil gaat in een langwerpige ombouw, die met twee deuren gesloten kan worden.
Vieringaltaar, marmer, graniet, Nico van der Laan, ca. 1955. Op de vier hoeken van de stipes zijn cherubijnen, de armen voor de borst gevouwen, uitgehouwen. Op de voorzijde van het altaar staat de inscriptie: DNE DS IN SIMPLICITATE CORDIS MEI LAETUS OBTULI UNIVERSA’. De mensa is van zwart, gepolijst graniet. In de absis.
Zijaltaren, mergel, Nico van der Laan, ca. 1955 Mergelstenen stipes met zwart, gepolijste mensa.